Clara Joanna Jacoba Sara Esser

Clara Joanna Jacoba Sara Esser (foto) is geboren op 2 feb. 1851 in Baojoemaas (Java) en overleden op 11 nov. 1900 in Delft.

Zij huwde Julius Cornelis Theodorus Heijligers op 24 aug. 1876 in Zaltbommel. Julius Cornelis Theodorus is geboren op 27 dec. 1850 in Zaltbommel en overleden op 25 jan. 1920 in Cairo.


Kinderen van Clara Joanna Jacoba Sara Esser en Juius Cornelis Theodorus Heijligers

  1. Julius Cornelis Theodorus Gerhardes Johannes Heijligers is geboren in 1877 in Zaltbommel en overleden in 1945.
  2. Adriaan Theodoor Louis Allard Heijligers is geboren in 1882 in Zaltbommel en overleden in 1951.

Jules Heijligers

Op de website Ruiterstraat-online lezen we onder meer: Jules was de twaalfde telg en groeide op in de Ruiterstraat in Zaltbommel en na het gymnasium ging hij evenals zijn broers Charles, Arnold, en Louis rechten studeren in Leiden. Op vierentwintigjarige leeftijd, in 1874, promoveerde hij tot doktor in de rechten op het proefschrift ‘De dronkenschap uit een strafrechtelijk oogpunt beschouwd’ en kwam hij terug naar de Ruiterstraat. Hij werd advocaat bij de arrondissementsrechtbank te Tiel.

In 1876 vond het huwelijk te Zaltbommel plaats van Jules Heijligers met Jacqueline (Clara Johanna Jacoba Esser,1851-1900), dochter van Jan (Johan Adriaan Jacob Esser, 1807-1851) en Betsie (Jonkvrouwe Theodora Elizabeth Bowier, 1815-1890). Een jaar later werd hun zoon Jules jr. (Julius Cornelis Theodorus Gerhardes Johannes, 1877-1945) geboren in de Ruiterstraat. En toen deze nog geen jaar oud was, wisselde het gezin de Ruiterstraat voor Nederlands Indië. Jules, O.I. rechterlijk ambtenaar was als Substituut Griffier Rechtbank te Blora, Midden Java, aangesteld.

Met verlof uit de Oost, in 1882, werd in de Ruiterstraat Jules’ en Jacqueline’s tweede zoon Theo (Adriaan Theodoor Louis Allard, 1882-1951) geboren. Twee jaar later reisde het gezin met de Rotterdamsche Lloyd per ss ‘Batavia’, gebouwd bij de Koninklijke Maatschappij ‘De Schelde’, Vlissingen (1883), naar Semarang en reisden door naar Probolingo (Oost Java). Jules was benoemd tot lid van Justitie, voorzitter van de Landraden te Bondowoso en Djember. In de jaren 1888 tot 1893 – met ziekteverlof in Nederland – was hij referendaris bij Waterstaat en secretaris der Staatscommissie Arbeidsenquête. In 1893 volgde de benoeming tot hoogleraar aan de Indische Instelling te Delft om college te geven in de wetboeken van Nederlands Indië. Na een kortstondig ziekbed overleed zijn vrouw Jacqueline in de leeftijd van negenenveertig jaar in november 1900. Datzelfde jaar volgde de sluiting van de Indische Instelling en werd Jules benoemd tot Rechter – op voordracht van de minister van Justitie – in de Gemengde Rechtbanken te Egypte en had de eerste twee jaar zitting in Mansoera (Nijldelta, 150 km ten noorden van Caïro) en vervolgens in Caïro.

Ook hield hij zich bezig met filologische onderzoekingen en schreef een Frans werk ‘Traces du Portugais dans les principales langues des Indes néerlandaises’, waarvoor hij een hoge Portugese onderscheiding kreeg. In 1905 werd hij bevorderd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

In de zomer van 1919 bracht Jules, weduwnaar, zijn laatste verlof in Nederland door en keerde in oktober terug naar Caïro met de bedoeling een laatste zittingsperiode mee te maken en dan met pensioen te gaan. Het mocht niet zo zijn, want kort na zijn 69e verjaardag werd hij ziek. Na 19 jaren in Caïro stierf hij op 25 januari 1920 in het Italiaanse hospitaal, Abassieh, Caïro.